Wat betekent sale in Spaans?
Wat is de betekenis van het woord sale in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van sale in Spaans.
Het woord sale in Spaans betekent zouten, vertrekkend, vertrekken, gaan, op date gaan, verschijnen, bovenkomen, lukken, slagen, vertrekken, stromen, naar buiten gaan, ervanaf afkomen, ervanaf brengen, vertrekken, uitbraken, naar buiten komen, , springen, schieten, te voorschijn komen, met elkaar uitgaan, afbreken, verschijnen, uitkomen, afsluiten, verlaten, een uitval doen, huiduitslag krijgen, gaan, gaan, op, naar buiten, afwezig, uitbreken, verschijnen, vertrekken, gepubliceerd worden, zijn, opkomen, zich vormen, opkomen, uitgaan, voortkomen uit, tandjes krijgen, vertekken, vertrekken, gezellig doen, zich afscheiden, ervandoor gaan, kosten, weg, ergens uitkomen, weg, ontspruiten, ontluiken, verschijnen, uitkomen, zichtbaar, uitkomen, komen, vertrekken met met vliegtuig, krijgen, ongerookt. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.
Betekenis van het woord sale
zouten
Él saló su bistec. |
vertrekkend
Los pasajeros del barco que salía decían adiós con la mano a sus amigos y familiares. |
vertrekken, gaan
Si no salimos pronto, llegaremos tarde. ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Als we niet snel vertrekken dan komen we te laat. |
op date gaan(uitdrukking) ¿Quieres salir este viernes a la noche? Te paso a buscar a las ocho. Wil je vrijdag op date gaan? Ik haal je om acht uur op. |
verschijnen, bovenkomen
Se oyó un ruido entre los arbustos y salió un erizo. |
lukken, slagen
Creo que tu presentación en clase salió muy bien |
vertrekkenverbo intransitivo Tenemos que salir a las 8 en punto si queremos llegar a tiempo a la fiesta. We moeten vertrekken om 8 uur om op tijd op het feest te arriveren. |
stromen
Abrí el grifo y el agua empezó a salir. |
naar buiten gaanverbo intransitivo No salgas sin un abrigo, hace frío. |
ervanaf afkomen, ervanaf brengenverbo intransitivo El coche estaba destrozado pero el conductor salió sólo con heridas de poca importancia. |
vertrekken
Cuando sonó la alarma de incendios, todo el mundo salió por las escaleras de incendios. |
uitbraken
El agua caliente salió del agujero en la tierra. |
naar buiten komenverbo intransitivo ¿Le preguntaste a tu mamá si puedes salir a jugar? |
verbo intransitivo |
springen, schieten
El payaso saldrá de la caja. |
te voorschijn komen
Las nubes se fueron y salió el sol. |
met elkaar uitgaanverbo intransitivo (cita) ¿Lola y Archie son amigos o están saliendo? ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Waarom gaan we niet met elkaar uit op een echte date? |
afbreken
Cuando llueve el jefe nos deja salir del trabajo antes de la hora. |
verschijnen, uitkomen
Su nueva novela sale este otoño. |
afsluiten, verlaten(informática) (computers) Sal de Word antes de cerrar el ordenador. |
een uitval doen(leger) |
huiduitslag krijgenverbo intransitivo A Alice le salió un sarpullido después de usar la loción. |
gaan
Quiero salir ya de viaje, no puedo esperar. Ik kan niet wachten om op deze trip te gaan. |
gaan
La boda salió muy bien, gracias. |
op
¿Ya ha salido el sol? |
naar buiten(uit gevangenschap) Ha estado en la cárcel un año pero sale la semana que viene. |
afwezigverbo intransitivo Me temo que ha salido un momento. |
uitbreken, verschijnen
Le salió un sarpullido en el cuello. |
vertrekken(openbaar vervoer) ¿Cuándo sale el autobús? |
gepubliceerd worden
El anuncio va a salir en el periódico de mañana. |
zijn
Los duraznos salieron muy pequeños esta temporada. |
opkomenverbo intransitivo El sol sale a las 6:32 esta mañana. |
zich vormenverbo intransitivo Le salió una ampolla en el dedo después de que se quemara con la tetera. |
opkomenverbo intransitivo La actriz sale a escena justo al principio del segundo acto. |
uitgaanverbo intransitivo Los tres amigos decidieron salir el viernes noche y escuchar música. |
voortkomen uitverbo intransitivo ¿Puede salir algo bueno de esto? |
tandjes krijgen(tanden) El bebé lloraba toda la noche cuando le salieron los dientes y su pobre padre tampoco podía dormir. |
vertekken
¿Está Juan? No, ya partió. |
vertrekken
Este tren siempre parte puntual. |
gezellig doen
Sólo tenemos tiempo de socializar los fines de semana. |
zich afscheiden
Un líquido claro rezumaba de la herida. |
ervandoor gaan
Sonó la alarma de incendios y todos tuvieron que irse. |
kosten
Este libro cuesta diez dólares. |
weg
Se ha ido fuera a dar un paseo. |
ergens uitkomen
Noé les dijo a los animales que fuesen y se multiplicasen. |
weg(afwezig) Me temo que el médico está fuera. |
ontspruiten, ontluiken(figurado) (figuurlijk) Parece que, a día de hoy, las casas brotan de cualquier sitio. |
verschijnen, uitkomen
En Francia, las películas nuevas se estrenan los miércoles. |
zichtbaar
Afuera hace sol. |
uitkomen
El humo emanó de la chimenea. |
komen(formal) El mal olor provenía del basurero municipal. |
vertrekken met met vliegtuigverbo intransitivo (en avión) Salimos justo antes de la navidad. |
krijgenverbo intransitivo (sarpullido, urticaria) (ziekte) |
ongerookt(vis, vlees) |
Laten we Spaans leren
Dus nu je meer weet over de betekenis van sale in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.
Verwante woorden van sale
Geüpdatete woorden van Spaans
Ken je iets van Spaans
Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.