Wat betekent chez in Frans?

Wat is de betekenis van het woord chez in Frans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van chez in Frans.

Het woord chez in Frans betekent bij, bij, onder, bij, bij, in, per adres, thuis, naar huis, thuis-, huis, meelopen, oplopen met, op bezoek krijgen, heimwee hebbend, aan huis gebonden, huiswaarts, thuis, thuis, oost west thuis best, logeerpartij, lommerd, feest, feestje, kapper, thuiskantoor, dokterspraktijk, naar huis gaan, het huis uitgaan, iem. zich thuis doen voelen, iem. zich thuis laten voelen, doen alsof je thuis bent, zich thuisvoelen, thuiskomen, langskomen, bezoeken, even langsgaan, langskomen, langs gaan bij, overnachten, aanlopen bij, langsgaan bij, minderjarig, terug naar huis, naast iemand, Doe alsof je thuis bent!, doorverwezen persoon, naar huis gaan, veroveren, gaan, begrepen worden, huis, lift, op bezoek, te gast, lift, bij jou, kopen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord chez

bij

préposition (entreprise)

John travaille chez IBM, où il est directeur de marketing.

bij

L'enfant est avec son oncle pendant que ses parents sont en vacances.

onder, bij

préposition

Leur musique est populaire parmi (or: chez) les étudiants.

bij, in

préposition

Nous sommes clients à la Citibank depuis des années.

per adres

(correspondance) (briefwisseling)

Envoyez le paquet « chez Jeremy Walters », s'il vous plaît.

thuis

Sa maison est toujours pleine de bruit et de bonne humeur.

naar huis

Rentrons à la maison (or: Rentrons).

thuis-

adverbe (in samenstelling)

À l'étranger, c'est bien de trouver un journal de chez soi de temps à autres.

huis

Il y a trois salles de bains dans leur nouvelle maison.

meelopen, oplopen met

Je vais accompagner ma mère au magasin.

op bezoek krijgen

(des personnes)

Nous avons du monde à dîner demain.

heimwee hebbend

Laura a toujours voulu rentrer chez elle depuis qu'elle a quitté la maison.

aan huis gebonden

huiswaarts

locution adverbiale

thuis

locution adverbiale

La vie qu'elle menait chez elle en Australie manquait à Doris.

thuis

adverbe

J'ai laissé mon portefeuille chez moi.
Ik heb mijn portemonnee thuis laten liggen.

oost west thuis best

logeerpartij

Les garçons font une soirée pyjama chez Chris.

lommerd

feest, feestje

nom féminin (bij iem. thuis)

Nous sommes allés à une fête hier. Je n'ai pas pu dormir car les voisins faisaient une soirée et ont fait du bruit.
We zijn gisteren naar een feest gegaan. Ik kon gisteren niet slapen omdat onze buren een luid feestje hadden.

kapper

thuiskantoor

nom masculin

Elle a fermé la porte de son bureau chez elle pour ne plus entendre le bruit des enfants.

dokterspraktijk

naar huis gaan

La fête est finie, il est l'heure de rentrer.
Het feestje is over, het is tijd om naar huis te gaan.

het huis uitgaan

verbe intransitif

À dix-sept ans, elle est partie de chez elle pour aller à l'université dans une autre province.

iem. zich thuis doen voelen, iem. zich thuis laten voelen

doen alsof je thuis bent

Entrez, je vous en prie, et faites comme chez vous.

zich thuisvoelen

verbe pronominal

C'est un village très accueillant : je m'y sens à l'aise (or: je m'y sens chez moi).

thuiskomen

Je viens juste d'arriver du travail.

langskomen, bezoeken

verbe intransitif

Si tu passes chez moi (or: à la maison) plus tard, on peut faire nos devoirs ensemble.

even langsgaan

Peter est passé plus tôt dans l'après-midi.

langskomen

langs gaan bij

Quand j'irai en ville, il faudra que je fasse un saut chez mes parents.

overnachten

locution verbale

aanlopen bij, langsgaan bij

Matilda adore passer chez ses amis à l'improviste.

minderjarig

terug naar huis

(avec verbes "rentrer, revenir,…")

Steve nous a ramenés chez nous après la fête.

naast iemand

(huis)

Doe alsof je thuis bent!

Ici, on ne fait pas de cérémonies, alors fais comme chez toi !

doorverwezen persoon

J'ai une commission pour toutes les personnes référées (or: envoyées) qui s'inscrivent.

naar huis gaan

Lisa avait passé cinq ans à l'étranger et avait hâte de rentrer (or: de rentrer chez elle).

veroveren

(figuurlijk)

gaan

(+ lieu, ville, pays masculin)

Je vais à Londres cet été. // Robert va au marché tous les samedi matin.

begrepen worden

Ses idées ont fait écho chez son auditoire d'universitaires.

huis

préposition

On va chez moi ou chez toi ?

lift

op bezoek, te gast

(invités)

Nous avons des amis chez nous ce week-end.

lift

(gratis rit)

bij jou

J'espère que tout va bien par chez toi.

kopen

verbe transitif

Nous achetons nos légumes chez l'Indien.

Laten we Frans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van chez in Frans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Frans.

Ken je iets van Frans

Frans (le français) is een Romaanse taal. Net als Italiaans, Portugees en Spaans, komt het uit het populaire Latijn, dat ooit in het Romeinse rijk werd gebruikt. Een Franstalig persoon of land kan een "Franstalig" worden genoemd. Frans is de officiële taal in 29 landen. Frans is de vierde meest gesproken moedertaal in de Europese Unie. Frans staat op de derde plaats in de EU, na Engels en Duits, en is na Engels de meest onderwezen taal. De meerderheid van de Franstalige wereldbevolking woont in Afrika, met ongeveer 141 miljoen Afrikanen uit 34 landen en gebieden die Frans als eerste of tweede taal spreken. Frans is de tweede meest gesproken taal in Canada, na Engels, en beide zijn officiële talen op federaal niveau. Het is de eerste taal van 9,5 miljoen mensen of 29% en de tweede taal van 2,07 miljoen mensen of 6% van de gehele bevolking van Canada. In tegenstelling tot andere continenten is het Frans in Azië niet populair. Momenteel erkent geen enkel land in Azië Frans als officiële taal.