Wat betekent coisa in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord coisa in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van coisa in Portugees.

Het woord coisa in Portugees betekent ding, voorwerp, ding, iets, iets, schepsel, wezen, voorwerp, dinges, ding, geval, dingetje, prulletje, gedoe, taak, ding, dingetje, zaak, dinges, pietsje, ietsje, van alles, coherent, begrijpelijk, eentonigheid, monotonie, iets, al, van het één komt het ander, lekker boeien, lekker belangrijk, Krijg een leven!, één en dezelfde zaak, één en de zelfde persoon, gedrocht, wangedrocht, het hele zootje, het hele zaakje, de hele mikmak, de hele rimram, bom, dinges, iets anders, juiste stap, als eerste, nog iets anders, nog iets, goed spul, iets, wat ... ook, iets, alles geloven, veel te zeggen hebben over, het één en ander te vertellen hebben over, alles behalve, gelukkig maar!, knobbeltje, bobbeltje, afgedane zaak, belangrijke zaak, belangrijke kwestie, eerste stap, bom, wat dan ook, afkeer, tegenzin, andere koek, iets, iemand, optelsom, alles wat. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord coisa

ding, voorwerp

substantivo feminino

Não tenho certeza do que seja esta coisa.

ding

substantivo feminino (informação)

Diga-me uma coisa: Você me ama?

iets

substantivo feminino (algo)

Ele disse que ia pegar uma coisa no quarto.

iets

substantivo feminino (ato)

Ele nunca fez coisa alguma para me ajudar.

schepsel, wezen

substantivo feminino (criatura)

Ele teve um pesadelo sobre uma coisa do espaço.

voorwerp

substantivo feminino (trabalho)

dinges

(objeto sem nome) (informeel)

ding, geval

(informal: dispositivo sem nome) (informeel)

dingetje, prulletje

substantivo feminino (informeel)

gedoe

(informeel)

Não gosto desta coisa de usar uniforme!

taak

Tenho dez tarefas que preciso terminar hoje.

ding, dingetje

(informal) (informeel)

zaak

Bom trabalho você ter trazido o guarda-chuva.

dinges

(BR, informal) (informeel)

pietsje, ietsje

(informeel)

van alles

Tudo pode acontecer.
er kan nog van alles gebeuren

coherent, begrijpelijk

(pessoa: sensata)

Após o derrame, Jim não ficou coerente por algumas semanas.

eentonigheid, monotonie

(monotonia)

iets

Você tem algo a declarar?

al

Então você está grávida. Eu pensei o mesmo.
Zo, dus je bent zwanger. Dat dacht ik al.

van het één komt het ander

expressão

lekker boeien, lekker belangrijk

(inf., ironisch)

Então, ele ganhou o jogo trapaceando. Grande coisa!

Krijg een leven!

(expressando desprezo)

Quando eu disse a eles que estava traduzindo a bíblia para o Vulcano eles retrucaram "Vá fazer alguma coisa útil!".

één en dezelfde zaak, één en de zelfde persoon

gedrocht, wangedrocht

O bloco de escritórios tem sido considerado uma monstruosidade desde o início.

het hele zootje, het hele zaakje, de hele mikmak, de hele rimram

(figurado) (informeel)

bom

substantivo feminino (gíria) (figuurlijk, slang)

dinges

substantivo feminino (informal) (informeel)

iets anders

expressão

Sam queria camarões no jantar mas tivemos que nos contentar com outra coisa.

juiste stap

als eerste

(logo de manhã)

nog iets anders, nog iets

expressão

Você precisa que eu pegue mais alguma coisa nas lojas?
ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Wil je dat ik nog iets anders meeneem uit de winkel?

goed spul

expressão

iets

pronome

Estamos procurando algo (or: alguma coisa) para comer.

wat ... ook

locução pronominal

Podemos fazer qualquer coisa que você queira.
We kunne doen wat je ook vraagt.

iets

alles geloven

locução verbal (figurado) (figuurlijk)

veel te zeggen hebben over, het één en ander te vertellen hebben over

Como mãe que trabalha, ela tem muito a dizer sobre creches e horas extras não programadas e não remuneradas.
ⓘEsta frase não é uma tradução da frase em inglês Als werkende moeder heeft ze veel te zeggen over kinderopvang en onbetaald en ongepland overwerk.

alles behalve

gelukkig maar!

interjeição (informeel)

Coisa boa você ter lembrado do guarda-chuva!

knobbeltje, bobbeltje

afgedane zaak

(informal) (informeel)

belangrijke zaak, belangrijke kwestie

Passar no teste de trânsito foi uma coisa importante para Jodie.

eerste stap

(passo inicial)

bom

substantivo feminino (figuurlijk, slang)

wat dan ook

locução pronominal

Posso fazer qualquer coisa para provar meu amor por você.

afkeer, tegenzin

A única coisa de que eu não gosto na casa é a falta de espaço para guardar coisas na cozinha.

andere koek

expressão (coloquial, figurado) (informeel, fig.)

O carro novo dele é outra coisa! - é incrível! Uau! - essa pintura é realmente outra coisa!

iets, iemand

(importante)

Ela deve se achar alguma coisa.

optelsom

(figuurlijk)

alles wat

locução pronominal

Você pode comer qualquer coisa da geladeira.

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van coisa in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Verwante woorden van coisa

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.